We zijn Diane en Johan De Langhe, die even een familiegeschiedenis wilden samenstellen, maar er gaandeweg achter kwamen dat dit net zomin als het bouwen van Rome op één dag geschiedt. We groeiden op in hetzelfde nest, net buiten Brugge, op een boogscheut van de wieg van de familie, maar verlieten nest en regio en om elders ons leven vorm te geven. Nog binnen de grenzen van klein Belgenland, maar ver verwijderd van de habitat van onze jeugd.
Eerder toevallig raakten we aan het stambomen. Moeder werd tachtig. Ze vertelde dikwijls over haar grootvader die als metser in Heule aan een kerk meebouwde. Ze reisde in vaders kielzog naar Canterbury, Doornik, Reims, Vézelay en Rome, maar het kerkje van Heule zag ze nooit. Dus reconstrueerden we grootvaders pad. Met als resultaat een verhaal dat zo uit een roman van Dickens geplukt kon zijn. Het werd een dag om nooit te vergeten. Dus werd een paar jaar later voor vader een gelijkaardig programma uitgewerkt. Dat ging over De Langhes van lang geleden. Het startschot was daarmee gegeven, de goesting gewekt en de nieuwsgierigheid ontvlamd.
... het pad van de genealoog
loopt niet over rozen
Nog hetzelfde jaar trokken we naar het Brugse Rijksarchief. We hadden een primaire boom. Onze voorouders tot begin 17de eeuw waren gekend. Dus hoe moeilijk kon het zijn? Alleen dat oude schrift leek wel Arabisch. Dus kopieerden we documenten, wat toen nog een prijzige onderneming was. Verlichte geesten in Brussel hadden immers beslist dat het nemen van slechts één foto een gezinsuitstap naar zee kostte. En de prijzen van het overheids-, en dus versleten, kopieerapparaat waren evenmin van de poes. Met de centen die je neertelde voor het laten kopiëren van een paar stevige bundels kon je vlot op verlengd weekend naar Parijs in een hotel met meer dan drie sterren.
Maar overheid of niet, waar een wil is, is een weg, en dra waren we op weg. Het Arabisch transformeerde in leesbaar Middelnederlands. Toen op een cursus ‘Hoe leer ik Oud Schrift’ van de Vlaamse Vereniging voor Familiekunde één van ons kundiger bleek dan de docente van dienst, wenkte meteen de uitgang. Gekkigheid is niet het privilege van de overheid alleen.
Maar niet getreurd, het onderzoek vlotte. Nog wat details dachten we. Maar het venijn zit in de staart. Hoe dieper gespit, hoe langer de weg. Maar zoeken is fascinerend en vinden plezant en zo holden we door één, twee, drie, … enfin ondertussen meer dan twintig jaar. En de cirkel is nog niet rond …
Zo’n lang parcours zorgt voor ontmoetingen, inspirerende, maar ook verbazingwekkende. Nu moet iedere genealoog enigszins tureluur zijn, maar bij sommigen slaat de wijzer toch iets te fel door. Zoals bij een man die ‘voelde’ dat hij van adellijke De Langhes afstamde. Dat was niet de enige met vermeend blauw bloed die we tegen het lijf liepen. We genoten ook het privilege ontvangen te worden door een afstammeling van Karel de Grote. Plaats van audiëntie was een piepklein, Hollands tuintje, gedecoreerd met een wasdraad vol keizerlijke onderbroeken. Gelukkig was er thee, minder gelukkig was het plakje cake erbij, dat gezien de droogtegraad leek te dateren uit de gloriedagen van het keizerrijk.
Andere ontmoetingen waren dan weer hartverwarmend. Oedelemse landbouwers bleken uithangborden van Vlaamse gastvrijheid. Om een boerderij te kunnen fotograferen, werd prompt het werk onderbroken en mocht een wat tegenpruttelende truckchauffeur meteen zijn gigantische oplegger van het erf manoeuvreren. Soms kregen we, willen of niet, landelijk lekkers voorgeschoteld, van spek met eieren tot goe boerestuten me hespe.
Maar uitzonderingen bevestigen de regel, zodat ook een landbouwer, voor alle duidelijkheid niet van Oedelem, ons trakteerde op een surrealistische klucht in drie bedrijven.
Van een vrij intacte boerderij met een lange geschiedenis, wilden we enkele buitenopnames maken. Toen we er arriveerden, stonden de hemelsluizen wijd open. In weer en wind was de boer druk bezig met het vervoeren van ijzeren stutten in een kruiwagen. Zodra hij ons in het vizier kreeg, verdween hij tussen de struiken en kieperde tot onze grote verbazing zijn stutten de gracht in. Waarna hij, vergezeld van een kwalijk loensende keffer, op ons afbeende. Foto’s nemen kon die dag niet. Hij was iets aan het bouwen en dat moest voor de avond af zijn. Geen probleem, het weer was toch te slecht. Later terugkomen, geen probleem.
... einde eerste bedrijf.
De dag daarna schitterde de zon aan een open hemel. Ideaal weer dus om de boerderij te fotograferen. Maar ook nu kon het niet, want in de wei lag een koe met kalf. Een bizar argument gezien we enkel op het erf moesten zijn om drie, hooguit vier opnames te maken. Kregelig zei de boer: als we dan toch zo graag foto’s maakten, we beter wat kiekjes konden nemen van een wat verder gelegen hoeve, waar een maand later opendeurdagen waren. Daar hadden we geen boodschap aan, want de persoon die ons aanbelangde, woonde nooit op de verder gelegen hoeve, maar op zijn boerderij. Onzin, zei de boer. Hij had een boek met namen van vroegere bewoners en de persoon in kwestie stond daar niet bij. Nu wou het toeval dat we dit boek bijhadden. Dus toonden we hem de passage die onze stelling bevestigde. Nu de boer door zijn argumenten zat, kwam de aap uit de mouw. Geïrriteerd smeet hij ons in het gezicht dat hij wel wist dat we van Monumenten en Landschappen waren en hem via een vals voorwendsel kwamen bespioneren. Met een hoop miserie voor hem tot gevolg. Het was nu zonneklaar dat hij aan zijn geklasseerde hoeve verbouwingswerken uitvoerde, die Monumentenzorg niet zou appreciëren. Daar mochten dus geen beelden van vastgelegd worden.
... einde tweede bedrijf.
Afdruipen dan maar? Ja, maar niet zonder eerst even het daarnaast gelegen kasteelpand te bekijken en op weg naar de auto een foto proberen te nemen van de tiendenschuur. Afstand was weliswaar zonder telelens te groot, maar beter een halve vogel in de hand dan tien in de lucht. De camera was echter amper in aanslag of daar vloog een zijdeur van de boerderij open en stormde de boer op ons af. Deze keer niet samen met zijn loensende keffer, maar met een betere waakhond: de boerin. Die begon me daar een tirade af te steken, waarbij de toegelaten geluidsnorm serieus werd overschreden. Gesteund door zijn boerin dreigde de boer met het bellen van de flikken en ander fraais. Hij had ons toch uitdrukkelijk verboden om te fotograferen en nu deden we het achter zijn rug toch. Hij kwam toch ook onze slaapkamer niet bekijken! Wisten wij veel dat hij in die schuur sliep. Met zo’n schone boerderij op loopafstand zouden wij wel beter weten. Maar ja, van boerenlogica hadden wij duidelijk geen benul. Dus de auto in en weg.
... einde derde bedrijf.
Epiloog. Jaren later zijn de foto’s alsnog gemaakt. De boerderij was ondertussen grotendeels getransformeerd in een bed & breakfast. De boer herkende ons niet en verwelkomde ons nu als een volleerde middenstander. Eind goed, al goed.
Dat hoevebezoek binnen nog riskanter kan zijn dan buiten, mochten we ervaren toen we een ruïneus exemplaar bezochten. Het pand stond al jaren leeg, zodat we ons eerst met hakmes en bijl een weg moesten banen door het hoog opgeschoten struikgewas. Het pand was eigendom van religieuzen. Een pater, die als een laatste der Mohikanen in totale onthechting (!?) in het nabijgelegen kasteel leefde, gaf ons binnen een rondleiding. Daarbij zakte één van ons op de bovenverdieping door de vloer. Omdat kledij aan de planken bleef haken, werd de val gelukkig gebroken. Anders was het wellicht over and out. Net naast het ontstane gat in de vloer hing een verdieping lager een kruisbeeld. Dankzij goddelijke interventie werd De Langhe Queeste gered ...
Diane en Johan De Langhe